Bij de uitzuivering van de beelden uit zijn vertrouwde omgeving spitst Antoon De Clerck de aandacht toe op bepaalde onderdelen. Hem interesseert vooral de ruimtelijke structuur, het vatten van de beeldcomponenten binnen hun kosmisch verband alsook het aanwezig stellen van hun onzichtbare dimensie. Als gevolg van zijn grotere aandacht voor een sterk realistische voorstelling vanaf 1972 catalogeerde men hem (enigszins verkeerdelijk) bij het hyperrealisme. De trend naar een zich steeds verder terugtrekken binnen zijn biotoop leidde vanaf het einde van de tachtiger jaren tot een grotere verdieping en vergeestelijking. De voorbije 50 jaar kreeg zijn authentieke visie op mens en maatschappij - waarbij hij vanuit zijn optimistische levensvisie het gebeuren van alledag omvormt tot een droomwereld - gestaag en consequent vaste vorm. Vanaf de jaren negentig begint hij opnieuw zeer intens te schilderen. Het kleine maar kwalitatief hoogstaand oeuvre dat de kunstenaar tot stand bracht heeft sinds lang een vaste plaats verworven binnen de rijke traditie van de Vlaamse schilderkunst.
Antoon De Clerck overleed thuis op 10 december 2001, ten gevolge van een hartaanval. Zijn stoffelijk overschot rust in het collumbarium op het kerkhof van Aalter.
Schilderijen van Antoon De Clerck bevinden zich vooral in privé-collecties (zowel particuliere als bankinstellingen), maar ook in museale collecties o.a.in het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst in Gent, het Provinciaal Museum voor Moderne Kunst te Oostende, het Museum voor Schone Kunsten te Oostende, het Provinciaal Museum voor Schone Kunsten te Hasselt en het Museum van Deinze en de Leiestreek te Deinze.