TOESPRAAK DOOR JAN VAN HERREWEGHE NAAR AANLEIDING VAN DE VERNISSAGE VAN DE TENTOONSTELLING HOMMAGE AAN LUIS BARRAGAN VAN ANTOON DE CLERCK
Casino van Blankenberge
Blankenberge, 23 december 2001
__________________________________________________________________________________
Geachte familieleden, kunstvrienden, kennissen... van Antoon De Clerck
Geachte heer burgemeester,
Geachte dames en heren schepenen, gemeenteraadsleden en overige politieke mandatarissen,
Ik hoop dat de burgemeester het mij niet kwalijk neemt dat ik voor één keer de naaste kring van familieleden, vrienden en kennissen eerst begroet. De omstandigheden hebben nu eenmaal gewild dat de persoon om wie het hier vandaag allemaal gaat niet meer onder ons is en bijgevolg is dit voor ons allen een zeer beproefde periode.
Antoon zou nochtans niet gewild hebben dat deze tentoonstelling zou worden afgelast, en daarom is het goed dat we vandaag bij elkaar steun zoeken en mooie herinneringen ophalen in de leegte die zijn overlijden nalaat.
De dood is een scherprechter en niemand ontkomt er aan. In het geval van Antoon heb ik alleen moeite met het tijdstip en de manier waarop. Ter nagedachtenis vraag ik graag een minuut stilte.
Geachte aanwezigen,
De tekst van mijn toespraak zag er twee weken totaal anders uit. Het woordje 'ik' kwam er nauwelijks in voor. Vandaag voel ik mij enigszins verplicht om een stukje persoonlijke levensgeschiedenis te vertellen als verklaring voor ons samenzijn hier vandaag.
Ik ben al jaren begeesterd door de schilders van de Nieuwe Visie. De benaming werd midden de jaren '60 bedacht door Roland Jooris en had betrekking op een aantal kunstenaars die op een gegeven moment, en onafhankelijk van elkaar, tot een haast identieke beeldtaal waren gekomen. Ik vind het nog altijd een toevallig, maar belangrijk fenomeen in de geschiedenis van de Vlaamse schilderkunst van de 20ste eeuw.
Roger Raveel, Raoul De Keyser, Agnes Maes, Danyel De Bruyne, Richard Simoens, Reinier Lucassen...(als enige Nederlander), elk met hun eigen verdiensten, hebben getracht om met een eigen zienswijze en een eigengereide benadering een nieuw soort werkelijkheid te schilderen.
Precies op dat moment, en na een stilte van ongeveer 15 jaar, begon Antoon De Clerck opnieuw te schilderen en lag hij mee aan de basis van deze unieke stijl van schilderen.
In alle opzichten is een kunstenaar natuurlijk een individualist. Het feit dat schilderijen van zoveel schilders zoveel gelijkenissen vertoonden was een ongezonde situatie op zich. Dat heeft vrijwel iedereen snel begrepen. Vandaar dat de geest van de Nieuwe Visie misschien wel bewaard bleef maar dat elke kunstenaar nieuwe invalshoeken zocht en andere schilderkunstige oplossingen bedacht om te ontsnappen aan de kritiek van plagiaat, overlapping en geestelijk erfgoed.
Roger Raveel dreef zijn wil verder door en koos resoluut voor een expressieve stijl met een inhoudelijk sterk verhaal dat, zowel figuratief als abstract wordt vertaald en/of verteld.
De schilderkunst van Raoul De Keyser ontbolsterde zich in de jaren '80 en '90 tot een abstractie met een enorme dynamiek, gelaagdheid en kleurenkracht.
Antoon De Clerck kwam onder de invloed van de pop art en legde zich toe op het afbeelden en uitzuiveren van objecten en situaties uit de alledaagse omgeving. Hij ging daarbij erg precies te werk en werd een tijd tot de hyperrealisten gerekend. Ondanks het feit dat zijn schilderkunst in de jaren '90 evolueerde tot een plastische beeldtaal waarin hij de ruimte, de tijd, en het licht kosmisch wilde vatten en de werkelijkheid zowel zintuiglijk als transcendentaal wilde benaderen is hij dat hyperrealistische etiket niet meer kwijtgeraakt.
Niet dat hij dat aspect wilde verdoezelen of onderdrukken, maar hij had het er moeilijk mee dat het collectieve geheugen hem alsmaar aan die periode bleef herinneren.
Mijn eerste kennismaking met het werk van Antoon De Clerck gaat terug op het schilderij Wat een drukte op de E5. Dat schilderij bevindt zich momenteel in de reserve van het SMAK. Ik heb lang naar dat schilderij gekeken. Ik heb er meerdere keren lang naar gekeken.
Op dat schilderij staan twee jongens op een brug in Bellem/Aalter te kijken naar de voorbijrazende auto's op de E5, thans E40. Het is een zonnige dag. De twee jongens - de ene draait zich om en kijkt als het ware recht in de lens, de andere jongen kijkt over de brugleuning naar beneden - zijn zeer realistisch geschilderd, evenals het wapenschild van Bellem/Aalter op de ijzeren brugleuning en een deel van een wiel van een fiets waarvan de linkerpedaal vermoedelijk tegen de boordsteen staat geklemd zodat de fiets mooi rechtop blijft staan. Dat laatste detail is echter een suggestie want je ziet het niet, evenals het feit dat de rest van het schilderij helemaal wit is; dat is precies de kracht van het schilderij: de suggestie schept de ruimte voor persoonlijke invulling.
Als stille fan volgde ik nauwgezet de evolutie van zijn werk. De overzichtstentoonstelling in het Museum van Deinze en de Leiestreek n.a.v. zijn 70ste verjaardag, zijn Highlights in de schilderkunst van de 20ste eeuw in 1997 in het PMMK van Oostende, het waren telkens weer openbaringen, uren van genot, kijkfeesten voor de netvliezen van onze ogen.
Een kennismaking kon niet uitblijven.
Onze eerste ontmoeting dateert van april 1998. Aan de basis van de kennismaking lag een brief van mijn hand met een verzoek tot deelname aan Het kunstige boek, een groepstentoonstelling n.a.v. het vijftienjarig bestaan van de Stedelijke Openbare Bibliotheek Harelbeke, mijn werkterrein en uitvalsbasis. Het staat me allemaal nog zo helder voor de geest omdat ik vanaf mijn veertigste mijn leven schriftelijk heb vastgelegd. Twee jaar lang in de vorm van een dagboek dat rigoureus dagelijks werd bijgehouden; vervolgens en tot op vandaag in de vorm van brieven aan Thierry Deleu, dichter en essayist. Het klikte meteen tussen ons en ik verwierf zeer snel het vertrouwen. Bovendien voelde ik me vlug thuis door de gastvrijheid en de bezoeken - meestal op vrijdag - werden dan ook talrijker, de gesprekken intenser. In nauwelijks enkele maanden tijd werden Lieve en ik als een deel van de familie beschouwd.
Sinds het overlijden van mijn vader - in oktober 1998 - beschouwde ik Antoon zelfs als mijn 'kunst'vader en hij was er niet ongevoelig voor toen ik hem dat zei. Antoon en Anna hebben dan wel drie dochters, maar misschien ontbrak die ene zoon wel.
Wij waren natuurlijk zeer ingenomen met zijn schilderkunst, maar de vele gesprekken in het atelier, of tijdens een uitstapje naar een of andere kunsttentoonstelling maakten ons toch wel duidelijk wat voor soort mens hij was, welke visie hij had op de mensheid, welke hoop hij koesterde..., kortom het humanisme van Antoon De Clerck is een niet te verwaarlozen aspect in de beleving van zijn kunst en zijn omgang met de mensen.
Dat humanisme was een drijfveer en samen met zijn optimisme, zijn motivatie om door te gaan en zijn vitaliteit, vormden zij de uitgangspunten van een schilderkunst die vooral tot doel had licht te maken, ruimte te scheppen, openheid te propageren en kleuren te laten spreken.
N.a.v. de 70ste verjaardag van Hugo Claus heb ik gepoogd om Hugo Claus, Roger Raveel en Antoon De Clerck weer samen te brengen. Ten slotte heeft Antoon toch maar ingezien dat de poëzie van de jonge Claus iets nieuws was in de Vlaamse literatuur van kort na de Tweede Wereldoorlog en heeft hij Claus toch maar mooi van school gehaald. Die reünie is me slechts ten dele gelukt, nl bij middel van hun werk.
Kort na de opening van die tentoonstelling - begin april 1999 - stelde ik hem voor om een boekje te maken rondom zijn schilderijenreeks Omtrent verkavelingen. Ik kende nl een vzw die een sluipend bestaan leidt en ik wou het er wel op wagen om na een aantal publicaties van dichtbundels op low budget basis eens een kleurrijk boekje uit te geven.
Toegegeven, met mijn voorstel wilde ik hem wat opbeuren omdat ik zag hoe Antoon enigszins leed onder de afwezigheid van Anna die toen in het ziekenhuis lag en herstelde van een maagoperatie.
Wat hebben wij intens gewerkt aan dat boekje! In een sneltempo contacteerde ik een aantal dichters die meteen bereid waren een bijdrage te leveren. Koenraad De Wolf verklaarde zich akkoord om een inleiding te schrijven. Ik zie ons daar nog zitten, ofwel in het atelier, ofwel buiten in de zon, onder de grote paraplu, pratend over formaten, afmetingen, typografie, lay-out, welk schilderij bij welk gedicht... Ik plakte en knipte, maakte een modelexemplaar waarin vervolgens opnieuw wijzigingen werden aangebracht. En de plaatselijke drukker maakte een goede prijs.
Zo ontstond Omtrent verkavelingen dat in december 1999 in Hamme werd voorgesteld.
Ondertussen was ik al danig verknocht geraakt aan een regelmatig bezoek en voelde ik meermaals de noodzaak om wat bij te praten: over kunst, over literatuur, over familiale aangelegenheden.
De wekelijkse of veertiendaagse rit Harelbeke-Gent-Beveren-Leie - Gent, alwaar ik de meeste van mijn boekenaankopen doe voor de bibliotheek - werd steevast Harelbeke-Gent-Aalter-Beveren-Leie.
Telkens weer werd ik naar dat atelier toe gezogen, alwaar steeds nieuwe schilderijen ontstonden. In de periode dat ik Antoon heb mogen kennen zijn zeker meer dan 100 schilderijen tot stand gekomen.
Ik heb meerdere keren aan vrienden verteld dat een bezoek aan het atelier een heilzame werking zou kunnen hebben op depressieve patiënten.
En ik had er nood aan want administratie bezwaart ernstig het gemoed.
Na een kijktherapie in het atelier en een prettige babbel kon ik Aalter weer opgewekt verlaten.
Het was dan ook treffend dat mijn dochter van zes zei, nadat ik haar in haar bedje het treurige nieuws had verteld dat we Antoon nooit meer zouden zien, dat 'het nu wel altijd dezelfde schilderijtjes zouden blijven'.
Ik bewaar natuurlijk ook mooie herinneringen aan de uitstappen die we samen maakten naar tentoonstellingen: Picasso in Luik, Tuymans (Bonnefantemuseum Maastricht), Tuymans/De Keyser (SMAK/Gent), Tuymans (Galerie Zeno X, Antwerpen), Broodthaers (PSK Brussel), Giacometti (Seneffe), en Koen Van den Broeck in Hasselt.
Meestal waren Lieve en Marleen De Muer dan ook in ons gezelschap.
Steeds kwamen wij gelouterd terug, we hadden lol gemaakt, goed gelachen, maar ondertussen hadden we met de nodige ernst over kunst gesproken en hadden we op kunsthistorisch vlak weer heel wat bijgeleerd. Ik hield hem jong en confronteerde hem met de jongste generatie Vlaamse schilders, hij onderrichtte mij in kunstgeschiedenis.
In het voorjaar 2000 verscheen dan De religie van de hoop de schriftelijke en beeldige vastlegging van een totaalproject in het woon- en zorgcentrum Sint-Vincentius te Aaigem. Het betreft een muurschildering, een ontwerp voor een glasraam (gerealiseerd door Beatrice Neetens) en de inrichting van een kapel.
Aan de basis van dit boek ligt een mooie samenwerking tussen tekstschrijver Koenraad De Wolf, fotograaf Jef Byttebier, Jean-Marie Criem, en voor de lay-out werkten Antoon en ik naarstig samen. Ook de presentatie van dit boek was een feest.
In juni 2000 las ik in Knack Weekend een artikel over de Mexicaanse architect Luis Barragán. De begeleidende foto's sloegen bij mij in als de bliksem.
Ik zag meteen een artistieke verwantschap tussen de architectuur van Luis Barragán en de schilderkunst van Antoon. Ik bezorgde hem het artikel en bestelde meteen alle boeken over Barragán in een gespecialiseerde boekhandel. De aanleiding van het artikel was een tentoonstelling in het Vitra museum in Weil-am-Rhein van een fotograaf die heel wat realisaties van Barragán op de gevoelige plaat had vastgelegd. De oudste dochter van Antoon bezocht met haar man overigens die tentoonstelling en kwam eveneens enthousiast en met een boekje terug.
In een mum van tijd leverde ik een vijftal boeken bij hem in en hij had inmiddels heel wat schetsen en ontwerpen gemaakt voor mogelijke schilderijen.
Anderhalf jaar was ik getuige van de totstandkoming van een serie schilderijen - aanvankelijk klein formaat, later grotere formaten, om de monumentaliteit te beklemtonen - die we al vrij snel catalogeerden als Hommage aan Luis Barragán.
Architectuur is altijd een groot interessepunt van Antoon geweest. De bouwkunst van Barragán was de veruitwendiging van wat hij schilderkunstig probeerde vorm te geven, met name de relatie tussen de mens en de natuur, de mens en zijn omgeving en hoe die mens ingrijpt in de natuur.
Weinig mensen weten dat Antoon De Clerck een soort dagboek bijhield.
De vroegste notities dateren van midden de jaren '60, de laatste notities dateren van kort voor zijn dood.
Op vrijdag 7 december vertelde hij me nog dat hij de laatste weken heel wat had geschreven.
De notities betreffen definities, zienswijzen en filosofische gedachten omtrent het schilderen, met maatschappelijke reflecties, maar steeds anders verwoord en door de jaren heen meer verdiept. Wat in deze notities vooral opvalt is zijn positivistische levenshouding en zijn ongelooflijke hoop in de goedheid van de mens.
Ik citeer hier graag één notitie welke hij in juli van dit jaar neerschreef:
"Schilderen is voor mij in de allereerste plaats een noodzaak, iets waar ik naartoe gedreven word. Het zich geestelijk en emotioneel uitdrukken met verf en penselen op een doek, doe ik reeds vanaf mijn zeven jaar.
Daarnaast spelen vele elementen een rol: vooreerst de plastische taal, de autonome betekenissen van kleur, verfstructuur, doek, enz. Ik voel me zowat een schilderende architect. Mogelijk heeft dat te maken met het feit dat ik ook binnenhuisarchitect ben. Dus naast het ordende zoeken naar een dynamisch evenwicht, een geschakeerde harmonie, een samengaan der dingen in ruimte en tijd. Ook het esthetisch beleven is belangrijk, alhoewel een schilderij voor mij veel verder moet gaan dan het louter decoratieve. In de allereerste plaats wil ik ruimte en tijd zo kosmisch mogelijk vatten. Ik schilder de ruimte en breng er de dingen in.
Een werkelijkheid die benaderd wordt zowel zintuiglijk als transcendentaal. Binnen het zintuiglijke manifesteert zich zowel het figuratieve als de geestelijke abstractie. Binnen het transcendentale gaat het over het tastbare en het ontastbare, het eindige als het oneindige, de leegte als het volle. De dingen in de Ruimte zijn er vooral omwille van hun Zijn, en niet zozeer omwille van het accidentele gebeuren.
Mijn werken willen in geen geval schokken, maar eerder een gevoel van rust, stilte, innigheid, poëzie brengen, een soort droom, hoe utopisch het ook lijkt in een wereld die veelal geteisterd wordt door agressie, geweld en chaos."
In de publicatie van die filosofische geschriften ligt een mooie taak weggelegd voor de familieleden en vrienden die het werk van de kunstenaar Antoon De Clerck levendig willen houden.
Ondanks die grootse ideeën is hij altijd een zeer bescheiden kunstenaar gebleven. Te bescheiden. Zijn mens-zijn primeerde op de commercie van het kunstcircuit. Zijn levensvisie oversteeg de platvloersheid waarmee thans in kunst wordt gemarchandeerd.
In de kunstwereld van vandaag moet je constant roepen om gehoord te worden. Die vorm van aandacht opeisen ging volledig aan hem voorbij.
Sinds de plotse dood van Antoon heb ik nauwelijks nog iets zinnigs uitgericht.
Het dagelijkse leven ging uiteraard al snel zijn natuurlijke gang, maar Lieve en ik raakten verstrikt in de tijd; we betrapten ons op fouten, vergeetachtigheden, verstrooidheden, kortom: niet meer attent bezig zijn met wat dan ook. De vriendschap met Antoon was in de tijd gezien kort (amper 4 jaar), maar zeer intens en we komen er moeilijk van los, als we dat al zouden willen. Er gaat geen dag voorbij of we halen mooie herinneringen aan hem op. Voor het eerst grijp ik terug naar wat ik in mijn dagboek en brieven schreef. En hij komt er veel in voor!
Ik verklaar hier openlijk dat ik samen met de familie en andere vrienden, bereid ben mee te werken om de schilderkunst van Antoon te propageren en zijn humane visie t.a.v. mens en maatschappij verder uit te dragen.
In de eerste plaats zal dat moeten gebeuren in de vorm van tentoonstellingen.
Totaal onvoorzien is deze tentoonstelling alvast een eerste eerbetoon. Het feit dat er nieuw werk wordt getoond moet de liefhebbers zeker tevreden stemmen.
Verder heeft Willy Van den Bussche, conservator in het PMMK Oostende, zijn vaste collectie opnieuw herschikt en daarin nemen een viertal werken van Antoon uit de reeks Highlights in de schilderkunst van de 20ste eeuw een prominente plaats in.
Het is alvast een begin.
Ik ben er in ieder geval van overtuigd dat zijn schilderkunst niet mag opgeborgen worden in een kluis, maar dat de goede gelegenheden te baat moeten worden genomen om zijn werk te tonen. Al was het alleen maar om de samenstellers van kunstencyclopedieën of biografische lexicons te overtuigen van het feit dat hij nog iets anders heeft gemaakt dan hyperrealistische schilderijen.
Welke herinnering bewaar ik aan onze laatste ontmoeting op vrijdag 7 december;
- - - zijn blijheid omtrent de geboorte van zijn tweede achterkleinkind de dag tevoren
- - - het in ontvangst nemen van affiches en uitnodigingen van deze tentoonstelling.
- - - de frisheid van de morgen en de fantastische ochtendlucht. Prachtig blauwe hemel met een tiental elkaar kruisende oranje strepen.
Hoeveel keer heeft hij mij niet verteld dat in het luchtruim van Aalter de vluchten Zaventem-Londen en Parijs-Amsterdam elkaar kruisen! En welke belangrijke mensen er nu in de lucht hangen!
- - - het te verschijnen nieuwe boekje bij de komende tentoonstelling.
- - - het tonen van zijn laatste drie Barragánwerken; in één van die schilderijen doken merkwaardig genoeg de contouren op van het Dosschegebouw in Deinze. Deinze, zijn geboorteplaats.
- - - over het prachtige schilderij Roger Raveel en het Raveelmuseum, dat een topschilderij mag worden genoemd, een Barragánschilderij buiten categorie, een ultiem eerbetoon aan zijn vriend en bloedbroeder.
- - - zijn plannen voor een nieuwe reeks schilderijen waarvoor hij in deze kerstvakantie schetsen zou maken.
- - - de koele mededeling dat hij de dag voordien een beklemming had gehad.
Omdat hij alweer kwiek rondliep in zijn atelier en boordevol plannen zat voor een nieuw project nam ik die mededeling niet al te ernstig. Het bleek echter de voorbode van een plotse dood.
Antoon, ik zal je missen
Antoon, we zullen je missen
Jan Van Herreweghe
KUNSTCRITICUS HUGO BRUTIN over de tentoonstelling INZICHT / UITZICHT
In: Arts et Actions 4 februari 2002
__________________________________________________________________________________
Er loopt een tentoonstelling van recente schilderijen van de diep betreurde kunstenaar Antoon De Clerck, een minzaam man, een filosoof, een authentiek kunstenaar die belangrijker is dan men meestal meent te weten. Beeld en betekenis zijn in zijn oeuvre intens met elkaar verbonden. Antoon De Clerck was iemand die de dingen bekeek en weergaf, aanvankelijk in een realistische om niet te zeggen hyperrealistische sfeer en die daarbij de spontane gave bezat om, ondanks het realistisch uitbeelden, ook de geest van de dingen te vatten, hun structuur te ontvouwen, hun betekenissen bloot te leggen. Het kosmische, het ruimtelijke, het geestelijke waren steeds in zijn doeken en tekeningen aanwezig, in zijn eenvoudige uitbeelding van een tuin, van openstaande kamers waarin het licht een gedaante was, van schaduwen, van wegen en bruggen, van ruimtes waarin doeken van grote meesters hadden plaats genomen, van bouwwerken. De voornaamste aandacht in dit ontroerend ensemble gaat naar zijn recente Barraganschilderijen waarin hij naar eigen zeggen de sterke tegenstelling van de menselijke maaksels ten overstaan van de natuur zoekt en waarin de dingen, de vormen, tot hun ware essentie worden teruggebracht.
PERSTEKST VAN FREDERIK VAN LAERE bij de tentoonstelling INZICT / UITZICHT:
Een keuze uit de schilderijen van Antoon De Clerck (1923-2001)
Museum van Deinze en Leiestreek 13 december 2002 - 19 januari 2003
__________________________________________________________________________________
Bijna 10 jaar geleden verzorgde het Museum van Deinze en de Leiestreek een overzichtstentoonstelling met werk van Antoon De Clerck. Tussen die retrospectieve en zijn heengaan in 2001, zat voor deze kunstenaar nog een decennium van onverminderd zoeken en avontuur.
Van opleiding schilder, tekenaar, typograaf en binnenhuisarchitect, heeft Antoon De Clerck na het avontuur van de Nieuwe Visie verder getimmerd aan een zeer persoonlijk oeuvre.
Daarbij laafde hij zich in de loop der jaren geregeld aan stromingen zoals pop art en Hyperrealisme. Architectuur drong zich steeds uitdrukkelijk op als vast ingrediënt van zijn kunst. Voor Antoon De Clerck was ze niet alleen een primaire activiteit waarin de mens voorziet in zijn eigen beschutting maar ook een middel om zijn leefomgeving vorm te geven. In een land dat steeds sneller wordt volgebouwd, bepaalt architectuur steeds meer en vaker onbewust onze omgang met de werkelijkheid. Wij zien de dingen steeds nadrukkelijker langs en door architectuur.
Betonnen ingrepen zoals bruggen en snelwegen fascineerden Antoon De Clerck reeds van in de jaren '70. Toen hij begin de jaren '90 zijn selectieve kijk op de 20e eeuwse schilderkunst verwerkte in de reeks "Highlights", werd architectuur een middel om de blik van de kijker te leiden naar die meesterwerken die hem het nauwste aan het hart lagen. Zoekt de schilder bewust naar een illusie van diepte of flirtte hij liever met het haast abstracte spel van diagonalen, horizontalen en verticalen? Die dubbelzinnigheid kenmerkte ook zijn reeks "Omtrent verkavelingen", waarin hij vanuit z'n eigen atelier een plastisch rapport opmaakte van de geboorte van een nieuwbouwwijk in zijn buurt.
Het hoeft niet te verwonderen dat het liefde was op het eerste gezicht, toen Antoon De Clerck zich in 2000 begon te verdiepen in het architecturale oeuvre van de Mexicaan Luis Barragán (1902-1988). Beiden werden, elk in hun discipline, steeds meer begeesterd door waarden als contemplatie, stilte, intimiteit en sereniteit. Zoals Antoon De Clerck schreef ook Barragán de architectuur een grotere rol toe dan die van het onderdak. De muur, het vlak en de opening waren ook bij Barragán leidraden voor de perceptie van de werkelijkheid, zichtbare symbolen van ordening en verzameling. Ze bieden uitzicht op en inzicht in de tastbare natuur, maar ook in het universele, het mystieke. Barragán noemde de architectuur "de kunst van het zien" Antoon De Clerck's laatste stappen in de schilderkunst vormden een experimentele reeks waarin hij de muren van Barragán opneemt in zijn eigen wereld. De Clerck ontbeende Barragán vormentaal, ontdeed ze van felle kleuren en integreerde ze in zijn "Visuele Hygiëne". Massiviteit maakte daarbij dikwijls plaats voor leegte. Daar waar Luis Barragán met zijn monumentale bouwwerken tot de verbeelding spreekt, kan Antoon De Clerck schitterend zwijgen. Maar het mysterie en de verwachting werden er niet minder om. Het ware verhaal van zijn schilderijen laat zich pas leren bij een voortdurend of een herhaald kijken. Het geheel speelt zich af binnen de omkadering van het doek. Zo spelen onder andere de textuur van het doek en de wijze van het aanbrengen van de verf een belangrijke rol. Bij het nader bekijken van sommige muren kan men als het ware een soort krijtlaag vaststellen als resultaat van diverse lagen acrylverf: een eigenzinnige verwijzing naar de imperfecte, kalkachtige oppervlakken van Barragán's muren. Terwijl de gebouwen in werkelijkheid "begrensd" zijn, "bepaald"... bieden de "muurschilderijen" van Antoon De Clerck een "onbegrensd" verhaal, een soort eigenzinnige realiteit met intrigerende momenten van spanningen en trillingen.
Het Museum van Deinze en de Leiestreek brengt in samenwerking met de vzw Kunstpatrimonium Antoon De Clerck een boeiende tentoonstelling van de reeks "Hommage aan Barragán". De talrijke kleine voorstudies en schetsen onderstrepen het experimentele en zoekende gehalte van een op het eerste zicht rationele en uitgepuurde schilderkunst.
Ondanks het feit dat Antoon De Clerck een gevestigde naam is in de Vlaamse schilderkunst blijft de erkenning eerder van bescheiden aard. Deze kleine postume tentoonstelling wil de verdiende waardering bieden op een bescheiden en stille manier die bij het oeuvre van Antoon De Clerck past.
Frederik Van Laere
TOESPRAAK DOOR JAN VAN HERREWEGHE NAAR AANLEIDING VAN DE OPENING VAN DE TENTOONSTELLING INZICHT / UITZICHT VAN ANTOON DE CLERCK
Deinze, 13 december 2002
Geachte aanwezigen,
Al enkele jaren koester ik een fel verlangen naar de maand december. Het is een soort gevoel, een emotie, een persoonlijk aanvoelen der dingen. Het heeft uiteraard allemaal te maken met mijn manier van werken. Als bibliothecaris in een openbare bibliotheek heb ik bepaalde doelstellingen voor ogen. Dit en dat willen realiseren en er alles voor doen om dat vooropgesteld doel te bereiken. En dan komt ineens die maand december eraan en krijg ik zo'n gevoel van je m'en foutisme. Er volledig de brui aan willen geven. Het einde van het werkjaar eens rustig thuis willen doorbrengen. Het werkjaar overschouwen. Herbronnen. Wat heb ik bijgeleerd? Wat heb ik gepresteerd? Wie heb ik nieuw leren kennen? Welke literaire figuren en kunstenaars hebben mij dit jaar verbaasd met hun werk? Hebben mijn inspanningen om de letteren en de beeldende kunsten te promoten voldoende vruchten afgeworpen? Heb ik meer mensen tot het plezier van lezen, luisteren of kijken kunnen aanzetten? En hoe vertaalt zich dat in cijfers? Dat zijn zowat de vragen die ik mij in december stel en die het verlangen naar die donkere maand een beetje moeten verklaren. Om er dan vanaf januari weer met nieuwe moed en volle kracht tegenaan te gaan.
Verleden jaar heeft dat verlangen naar december een flinke deuk gekregen en dit jaar, deze maand, de voorbije en komende dagen, zullen niet meer voorbijgaan zonder even stil te worden bij de gedachte aan de dood van een goeie vriend: Antoon De Clerck. December wordt nooit meer zoals voorheen.
Ik leerde Antoon De Clerck kennen door zijn werk. Die kennismaking dateert van het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw en heeft te maken met het schilderij Wat een drukte op de E5. Dat schilderij hing toen in het Museum voor Schone Kunsten in Gent en bevindt zich nu in het SMAK. Ik heb lang naar dat schilderij gekeken. Ik heb er zelfs meerdere keren lang naar gekeken. Op dat schilderij staan twee jongens op een brug in Bellem/Aalter te kijken naar de voorbijrazende auto's op de E5, thans E40. Het is een zonnige dag. De twee jongens - de ene draait zich om en kijkt als het ware recht in de lens, de andere jongen kijkt over de brugleuning naar beneden - zijn zeer realistisch geschilderd, evenals het wapenschild van Bellem/Aalter op de ijzeren brugleuning en een deel van een wiel van een fiets waarvan de linkerpedaal vermoedelijk tegen de boordsteen staat geklemd, zodat de fiets mooi rechtop blijft staan. Dat laatste detail is echter een suggestie want je ziet dit niet. Verder is het schilderij helemaal wit. Zoals ik het hier vertel verwacht je uiteraard een druk bereden autosnelweg en een staalblauwe hemel, maar dit wordt enkel gesuggereerd; de suggestie schept de ruimte voor persoonlijke invulling. Die suggestie zorgt voor de krachtige uitstraling. Het wit laten van bepaalde gedeelten van het doek is een vaak weerkerende techniek in de schilderkunst van Antoon De Clerck; ze biedt de toeschouwer de nodige ruimte voor persoonlijke invulling.
Als stille fan van de schilders van de Nieuwe Visie volgde ik nauwgezet de evolutie van hun werk. De benaming werd midden de jaren zestig bedacht door Roland Jooris en had betrekking op een aantal kunstenaars die op een gegeven moment, en onafhankelijk van elkaar, tot een haast identieke beeldtaal waren gekomen. Ik vind het nog altijd een toevallig, maar belangrijk fenomeen in de geschiedenis van de Vlaamse schilderkunst van de 20ste eeuw, ook al kan men moeilijk spreken van een stroming. Roger Raveel, Raoul De Keyser, Etienne Elias, Agnes Maes, Danyel De Bruyne, Richard Simoens, Reinier Lucassen (als enige Nederlander), elk met hun eigen verdiensten, hebben getracht om met een eigen zienswijze en een eigengereide benadering, een nieuw soort werkelijkheid te schilderen. Precies op dat moment, en na een stilte van ongeveer 15 jaar, begon Antoon De Clerck opnieuw te schilderen en lag hij mee aan de basis van deze unieke stijl van schilderen. En vandaag kan ik toch bij sommige jonge schilders bepaalde invloeden uit die Nieuwe Visie aanduiden.
In alle opzichten is een kunstenaar natuurlijk een individualist. Het feit dat schilderijen van zoveel schilders zoveel gelijkenissen vertoonden was een ongezonde situatie op zich. Dat had iedereen snel begrepen. Vandaar dat de geest van de Nieuwe Visie wel bewaard bleef, maar dat elke kunstenaar nieuwe invalshoeken zocht en andere schilderkunstige oplossingen bedacht om te ontsnappen aan de kritiek van plagiaat en overlapping van geestelijk erfgoed.
Zo koos Roger Raveel resoluut voor een expressieve stijl met een inhoudelijk sterk verhaal dat, zowel abstract als figuratief, wordt vertaald en/of verteld.
De schilderkunst van Raoul De Keyser ontbolsterde zich in de jaren '80 en '90 tot een abstractie met een enorme dynamiek, gelaagdheid en kleurenkracht.
Antoon De Clerck kwam onder de invloed van de pop art en legde zich toe op het afbeelden en uitzuiveren van objecten en situaties uit de alledaagse omgeving. Hij ging daarbij erg precies te werk en werd een tijd tot de hyperrealisten gerekend. Ondanks het feit dat zijn schilderkunst in de jaren '90 evolueerde tot een plastische beeldtaal waarin hij de ruimte, de tijd en het licht kosmisch wilde vatten en de werkelijkheid zowel zintuiglijk als transcendentaal wou benaderen, is hij dat hyperrealistisch etiket nooit meer echt kwijtgeraakt. In het collectief geheugen zijn het precies die hyperrealistische schilderijen die hem een zekere faam hebben bezorgd en daar werd hij tot aan het eind van zijn leven nog over aangesproken. Niet dat hij dat aspect wilde verdoezelen of onderdrukken, maar hij had het er toch wel moeilijk mee dat het publiek hem met die periode bleef associëren. Precies om die reden hebben wij met deze tentoonstelling inzicht/uitzicht het aspect van zijn schilderkunst willen benadrukken waar hij de laatste jaren mee bezig was. En een deel van die periode heb ik zeer bewust mogen meemaken.
Onze eerste fysieke ontmoeting dateert van april 1998. Aan de basis van de kennismaking lag een brief van mijn hand met een verzoek tot deelname aan Het kunstige boek, een groepstentoonstelling n.a.v. het vijftienjarig bestaan van de Stedelijke Openbare Bibliotheek Harelbeke. Het staat me allemaal nog zo helder voor de geest omdat ik vanaf mijn veertigste mijn leven schriftelijk heb vastgelegd. Twee jaar lang in de vorm van een dagboek dat rigoureus werd bijgehouden; vervolgens en tot op de dag van vandaag in de vorm van brieven aan Thierry Deleu, dichter, essayist en romanschrijver.
Het klikte meteen tussen ons en ik verwierf zeer snel het vertrouwen. Bovendien voelde ik me vlug thuis door de enorme gastvrijheid en de bezoeken - meestal op vrijdagnamiddag nadat ik de nieuwste boeken in Gent was gaan ophalen - werden dan ook talrijker, de gesprekken intenser. In nauwelijks enkele maanden tijd werden mijn vrouw en ik heel goed bevriend met het opmerkelijk echtpaar Antoon De Clerck en Anna Botterman. En ten huize De Clerck waren de taken heel goed verdeeld. Antoon schilderde zich de ziel uit zijn lijf, Anna verzorgde de public relations. En dat was wel nodig want Antoon herkende wel gezichten, maar Anna moest dan precies uitleggen waar en wanneer ze die mensen hadden ontmoet. Zo herinner ik me het voorval in augustus '98 in Oostende, enkele maanden na onze allereerste ontmoeting. Mijn vrouw en ik hadden een bezoek gebracht aan een tentoonstelling in het PMMK en we zaten rustig een koffie te drinken in de cafetaria toen wij buiten op het terras een vrolijk gezelschap zagen zitten. Ik herkende o.a. Roger Raveel, Paul Van Hoeydonck, Bram Bogart, Jan Burssens, Octave Landuyt en Antoon De Clerck. Zij waren door conservator Willy Van den Bussche uitgenodigd met de bedoeling een pamflet te ondertekenen waarin werd geprotesteerd tegen het kunstzinnig beleid van de Vlaamse overheid. Toen het gezelschap naar binnen trad om een hapje te eten wenkte ik Antoon. Hij herkende ons niet, vroeg zich waarschijnlijk af wie we wel waren en toen ineens viel zijn frank. Hij bekende meteen dat hij een flater had geslagen door ons niet onmiddellijk te herkennen en liep ook al vooruit op de zaken, namelijk dat Anna hierover helemaal niet verbaasd zou zijn. Maar dat was Antoon ten voeten uit en Anna maakte zich in de loop van de jaren dan ook zeer nuttig om dergelijke praktische zaken te beredderen. Een ander aspect was zijn omgang met de computer. Ook al verwerkte Antoon de opkomst van de technologische maatschappij subtiel in zijn werk, op het vlak van de computer moest hij toch forfait geven. Dat was/is dan weer het terrein van Anna die toch wel handig gebruikt maakt van die wonderbare machine om de binnengekomen mails op te vragen en om adressenbestanden bij te houden en desnoods op zelfklevende etiketten af te drukken.
In die zin - hij schilderde, zij was de gastvrouw - vulden zij elkaar dus wonderwel aan en ook vandaag speelt Anna nog een belangrijke rol in het promoten van zijn schilderkunst..
Wij waren natuurlijk zeer ingenomen met zijn schilderkunst, maar de vele gesprekken in het atelier of tijdens een uitstapje naar een of andere kunsttentoonstelling maakten ons toch wel duidelijk wat voor soort mens hij was, welke visie hij had op de mensheid, welke hoop hij koesterde..., kortom het humanisme van Antoon De Clerck is een niet te verwaarlozen aspect in de beleving van zijn kunst en zijn omgang met de mensen. Dat humanisme was een drijfveer en samen met zijn optimisme, zijn motivatie om door te gaan en zijn vitaliteit, vormden zij de uitgangspunten van een schilderkunst die vooral tot doel had licht te creëren, ruimte te scheppen openheid te propageren en kleuren te laten spreken.
Een belangrijk element in de levensloop van Antoon De Clerck is zonder twijfel zijn ontdekking van Hugo Claus. We schrijven 1946 wanneer Antoon in een poëziealbum van een vriendin, Hilda Danneels, enkele gedichten leest die hem zeer aanspreken. Hij vraagt haar wie deze gedichten geschreven heeft en waar die jongeman zich schuilhoudt. Zij antwoordt dat de gedichten werden geschreven door een zekere Hugo Claus en dat hij momenteel school loopt in het Sint-Hubertuscollege in Deinze. Met die gegevens trekt Antoon naar zijn vroegere school, spreekt er de directeur, die hem vervolgens in contact brengt met een zeventienjarige, rebelse jongeman. In een leeg klaslokaal praten Hugo Claus en de zes jaar oudere Antoon De Clerck over kunst, literatuur en jazzmuziek. Beide jongelingen kunnen het blijkbaar goed met elkaar vinden. De volgende morgen besluit Hugo Claus om het schoolleven voorgoed vaarwel te zeggen. Hij stapelt al zijn bezittingen op een stootkar en samen met Antoon betrekt hij een boerderijtje in Sint-Martens-Leerne. Van daaruit fietst het tweetal regelmatig naar Machelen-aan-de-Leie, thuishaven van Roger Raveel. Dat samenwonen en -werken kan vandaag als een mythische gebeurtenis worden aanzien; feit is echter dat Antoon De Clerck het bohémienleven niet aankon en ernstig ziek werd. Het hoevetje bestaat nog steeds, maar werd enkele jaren geleden grondig en onherkenbaar verbouwd. Ik ben echter van mening dat, met instemming van de huidige bewoners, de stad Deinze een herdenkingsbord op die voormalige hoeve zou kunnen bevestigen.
Memorabel is ook een korte reis van enkele dagen per autobus naar het Groothertogdom Luxemburg in 1948. Antoon en Anna hadden zich pas verloofd. Simonne, de zuster van Anna, en haar echtgenoot Germain waren er ook bij, evenals Hugo Claus die toen kennis had gemaakt met de jonge weduwe Madeleine Wieme. Wat zich daar toen allemaal voor hun ogen heeft afgespeeld daar kunnen de beide gezusters vanavond nog over getuigen.
Naar aanleiding van de 70ste verjaardag van Hugo Claus heb ik gepoogd om de drie protagonisten (Claus, De Clerck en Raveel) weer samen te brengen. Die reünie is slechts ten dele gelukt, namelijk door middel van hun werk. In de bibliotheek van Harelbeke werd o.a. werk getoond van Roger Raveel in combinatie met poëzie van Hugo Claus, evenals een 50-tal foto's van Herman Selleslags met Claus als centrale figuur. In de bibliotheek van het naburige Zwevegem vond een tentoonstelling plaats met schilderijen van Antoon De Clerck.
Kort na de opening van die tentoonstelling - begin april 1999 - stelde ik Antoon voor om een boekje te maken rondom zijn schilderijenreeks Omtrent verkavelingen. Ik kende nl. een vzw die een sluipend bestaan leidde en ik wou het er wel op wagen om eens een kunstmonografie uit te geven. Met mijn voorstel wilde ik hem ook wat opbeuren omdat ik zag hoe Antoon enigszins leed onder de afwezigheid van Anna die op dat moment in het ziekenhuis lag. Wat hebben wij intens gewerkt aan dat boekje! In een sneltempo contacteerde ik een aantal dichters die meteen bereid waren een al dan niet origineel gedicht te schrijven bij de schilderijenreeks. Een andere vriend van Antoon, Koenraad De Wolf, verklaarde zich akkoord om een inleiding te schrijven. Koenraad De Wolf is ook de auteur van het omvangrijke boek dat verscheen n.a.v. de retrospectieve Antoon De Clerck in Hasselt en Deinze in 1993. Ik zie ons daar nog zitten, ofwel in het atelier, ofwel buiten in de zon onder de grote papraplu, pratend over formaten, afmetingen, typografie, lay-out, welk schilderij bij welk gedicht... Ik plakte en knipte, maakte een modelexenplaar waarin vervolgens opnieuw wijzigingen werden aangebracht. En de plaatselijke drukker maakte een goede prijs.
Zo ontstond Omtrent verkavelingen dat in december 1999 in galerij id plusart in Hamme (bij Freddy Huylenbroeck) werd voorgesteld.
Ondertussen was ik al danig verknocht geraakt aan een regelmatig bezoek en voelde ik meermaals de noodzaak om wat bij te praten: over kunst, over literatuur, over familiale aangelegenheden. Sinds het overlijden van mijn vader - in oktober 1998 - beschouwde ik Antoon zowat als mijn 'kunst'vader en hij was er niet ongevoelig voor toen ik hem dat zei. Na zijn overlijden vertelde Anna ons dat hij onze dochter als zijn zevende kleinkind beschouwde. Dat zijn toch ontroerende dingen. Zo herinner ik me nog de uitstap die we samen met Antoon en Anna maakten naar het kunstenaarsdorp Kwaremont. We belandden er o.a. in het cafetaria annex atelier van een schilder van huiselijke taferelen, stillevens en landschappen in zeer realistische stijl. De man beschikt over een niet te overzien oeuvre. Siel, die toen nog geen drie jaar oud was, betrad samen met ons het atelier, tevens verkoopruimte. Zodanig overdonderd door de hoeveelheid schilderijen (alle muren waren van boven tot onder behangen met schilderijen en wie geen geld had voor een schilderij kon nog een poster kopen) slaakte ze zeer spontaan de kreet: "Wat ister hier gebeurd?" Antoon en Anna vonden die uitspraak zo fantastisch dat ze er nog meerdere keren op terugkwamen en dat we er nog veel en hartelijk hebben moeten om lachen.
De wekelijkse of veertiendaagse rit Harelbeke-Gent-Harelbeke werd steevast Harelbeke-Gent-Aalter-Beveren-Leie. Telkens weer werd ik naar dat atelier toegezogen, alwaar steeds nieuwe schilderijen ontstonden. In de periode dat ik Antoon heb mogen kennen zijn zeker meer dan 150 schilderijen tot stand gekomen. Ik heb meerdere keren aan vrienden en familieleden verteld dat een bezoek aan het atelier van Antoon een heilzame werking zou kunnen hebben op depressieve mensen. En ik had er nood aan, want soms bezwaart het vele administratieve werk ernstig mijn gemoed. Na een kijktherapie en een prettige babbel in het atelier kon ik Aalter weer opgewekt verlaten. Het was dan ook zeer treffend wat Siel zei op de avond van 10 december 2001, nadat ik haar in haar bedje het treurige nieuws had verteld dat we Antoon nooit meer zouden zien: "ja papa, nu zullen het wel altijd dezelfde schilderijtjes blijven"
Ik bewaar natuurlijk ook mooie herinneringen aan de uitstappen die we samen maakten naar tentoonstellingen: Picasso in Luik, Tuymans in het Bonnefantemuseum in Maastricht, Tuymans / De Keyser in het SMAK in Gent, Tuymans in galerie Zeno X in Antwerpen, Paul Van Biervliet in de Morguen te Antwerpen, Broodthaers in het PSK in Brussel, Giacometti in het kasteel van Seneffe, Felix De Boeck in Drogenbos, Koen van den Broek in Hasselt. We gingen ook naar de inhuldiging van de poëzieroute in Kortemark putje zomer 2000. Daar zag Antoon Frans Boenders terug die hij een tijdje niet meer had gezien en die daar mede de selectie had gemaakt van de gedichten en er een inleidend woord sprak.
Soms ging Anna wel eens mee, maar meestal maakten Marleen De Muer en mijn vrouw deel uit van ons gezelschap. Steeds kwamen wij gelouterd terug, we hadden lol gemaakt, goed gelachen, maar ondertussen hadden we met de nodige ernst over kunst gesproken en hadden we op kunsthistorisch vlak weer heel wat bijgeleerd. Ik confronteerde hem met de jongste generatie Vlaamse schilders, hij onderrichtte mij in kunstgeschiedenis. Dit voorjaar maakte ik zelfs een reis naar de Vogezen en de Elzas en bezocht daarbij een aantal plekken waarover hij zo enthousiast had verteld. Zo ondermeer de Route des Crêtes van waarop je prachtige uitzichten hebt over de streek en het museum Unterlinden in Colmar waar Antoon onder de indruk kwam van het Isenheimer Altar van Matthias Grünewald.
Eind 1999, begin 2000 maakte mijn broer een website voor Antoon. Hij ontwierp de lay-out, ik leverde de teksten op diskette, Anna leverde het beeldmateriaal op diskette (gecomprimeerd op zipbestanden alstublieft) en week na week zagen we de site groeien..
In het voorjaar 2000 verscheen dan De religie van de hoop, de schriftelijke en visuele vastlegging van een totaalproject in het woon- en zorgcentrum Sint-Vincentius te Aaigem. Het betreft een muurschildering, een ontwerp voor een glasraam (gerealiseerd door Beatrice Neetens) en de inrichting van een kapel o.a. het ontwerp van het altaar en een serie tekeningen die de kruisweg evoceert.
Aan de basis van dit boek ligt een mooie samenwerking tussen tekstschrijver Koenraad De Wolf, fotograaf Jef Byttebier, schoonzoon van Antoon en tevens directeur van Sint-Vincentius Jean-Marie Criem, en voor de lay-out werkten Antoon en ik naarstig samen. Ook de presentatie van dit boek was een feest.
In juni 2000 las ik in Weekend Knack een artikel over de Mexicaanse architect Luis Barragán. De begeleidende foto's sloegen bij mij in als de bliksem. Ik zag meteen een artistieke verwantschap tussen de architectuur van Luis Barragán en de schilderkunst van Antoon. Ik bezorgde hem het artikel en bestelde meteen alle boeken over Barragán in een gespecialiseerde boekhandel. De aanleiding van het artikel was een tentoonstelling in het Vitra designmuseum in Weil-am-Rhein van een fotograaf die heel wat realisaties van Barragán op de gevoelige plaat had vastgelegd. De oudste dochter van Antoon, Anne-Marie, bezocht met haar man overigens die tentoonstelling en kwam eveneens enthousiast met een boekje terug. In een mum van tijd leverde ik een vijftal boeken bij hem in en inmiddels had hij al heel wat schetsen en ontwerpen voor een serie schilderijen gemaakt.
Anderhalf jaar was ik getuige van de totstandkoming van een serie schilderijen, aanvankelijk op klein formaat, later grotere formaten om de monumentaliteit te beklemtonen. Deze werken kregen al vrij snel de overkoepelende titel Hommage aan Luis Barragán. Architectuur is altijd een groot interessepunt van Antoon geweest. De bouwkunst van Barragán was de veruitwendiging van wat hij schilderkunstig probeerde vorm te geven, met name de relatie tussen de mens en de natuur, de mens en zijn omgeving en hoe de mens ingrijpt in de natuur.
Samen werkten we opnieuw aan een boekje. Willy Van den Bussche schreef een inleiding, ik lichtte het ontstaan van de serie schilderijen toe en schreef een aantal bijpassende gedichten. Op een bepaald moment raakten we een cliché van een schilderij kwijt en zochten we ons te pletter in zijn atelier. Ook Anna zocht nog de dagen erna, maar het cliché hebben we nooit meer teruggevonden.
Antoon heeft de publicatie van dat boek niet meer mogen meemaken. Een uur voor zijn begrafenis mocht ik vijf afgewerkte exemplaren bij de drukker ophalen. 1 ervan heb ik op zijn kist gelegd. Als dankbaarheid voor de mooie samenwerking, als eerbied voor een humaan en te bescheiden kunstenaar van wie ik in korte tijd veel mocht leren, tevens als een soort ultieme verbondenheid.
Weinig mensen weten dat Antoon De Clerck een soort dagboek bijhield. Het is eerder een boek vol notities. De notities betreffen definities, opvattingen, zienswijzen en filosofische gedachten omtrent het schilderen, met maatschappelijke reflecties, maar steeds anders verwoord en door de jaren heen meer verdiept. Wat in deze notities vooral opvalt is zijn positivistische levenshouding en zijn ongelooflijke hoop in de goedheid van de mens. De vroegste notities dateren van midden de jaren '60, de laatste notities dateren van kort voor zijn dood. Op vrijdag 7 december - 3 dagen voor zijn plotse overlijden - vertelde hij me nog dat hij de laatste weken heel wat had geschreven. Na zijn overlijden vond zijn tweede dochter Christine in de achterzak van zijn broek een papiertje waarop geschreven stond dat zijn dagboek niet eerder mocht gepubliceerd worden dan 10 jaar na zijn dood.
Ik citeer hier graag één lange notitie welke hij in juli 2001 neerschreef: "Schilderen is voor mij in de allereerste plaats een noodzaak, iets waartoe ik gedreven word. Het zich geestelijk en emotioneel uitdrukken met verf en penselen op een doek doe ik reeds vanaf mijn zeven jaar. Daarnaast spelen vele elementen een rol: vooreerst de plastische taal, de autonome belevenissen van kleur, verfstructuur, doek, enz. Ik voel me zowat een schilderende architect. Mogelijk heeft dat te maken met het feit dat ik binnenhuisarchitect ben. Dus naast het ordenende zoeken naar een dynamisch evenwicht, een geschakeerde harmonie, een samengaan der dingen in ruimte en tijd. Ook het esthetisch beleven is belangrijk, alhoewel een schilderij voor mij veel verder moet gaan dan het louter decoratieve. In de allereerste plaats wil ik ruimte en tijd zo kosmisch mogelijk vatten. Ik schilder de ruimte en breng er de dingen in. Een werkelijkheid die benaderd wordt zowel zintuiglijk als transcendentaal. Binnen het zintuiglijke manifesteert zich zowel het figuratieve als de geestelijke abstractie. Binnen het transcendentale gaat het over het tastbare en het ontastbare, het eindige als het oneindige, de leegte als het volle. De dingen in de Ruimte zijn er vooral omwille van hun Zijn, en niet zozeer omwille van hun accidentele gebeuren. Mijn werken willen in geen geval schokken, maar eerder een gevoel van rust, stilte, innigheid, poëzie brengen, een soort droom, hoe utopisch het ook lijkt in een wereld die veelal geteisterd wordt door agressie, geweld en chaos."
Ondanks die grootse ideeën en scherpzinnige gedachten is Antoon De Clerck altijd een bescheiden mens en kunstenaar gebleven. Zijn mens-zijn primeerde op de commercie van het kunstcircuit. Zijn levensvisie oversteeg de platvloersheid waarmee in sommige kunstkringen wordt gemarchandeerd. In de kunstwereld van vandaag moet je bijna constant controversieel zijn om gehoord te worden. Die vorm van aandacht opeisen was niet aan hem besteed..
En dan is er nog de figuur van zijn bloedbroeder Roger Raveel. In het boek De plek van Paul De Moor, een soort reisboek dat dit jaar werd gepubliceerd en waarbij de auteur met een aantal personen terugkeert naar een plaats waar ze zeer aan gehecht zijn citeer ik graag Roger Raveel die o.a. over zijn plek in Ruiselede het volgende vertelt: " 'Kent ge uw weg hier nog?' vraagt Zulma. 'We kwamen hier zo vaak, weet je wel?' antwoordt Roger Raveel. 'Met Antoon De Clerck erbij. We sleepten onze schildersezel door het landschap en we schilderden, onbevangen en vrij. Of we maakten lange wandelingen, slechts onderbroken door een picknick op de zoom van het bos."
Eén van de laatste schilderijen van Antoon De Clerck heet Roger Raveel en het Raveelmuseum. Het is het enige Barragánschilderij met een figuur erop. Het is zonder twijfel het ultieme huldebetoon aan een vriend en een vriendschap die ongeveer vijftig jaar heeft geduurd; hét is zijn allerlaatste topwerk en het verdient zeker een plaats in een museum.
Dit voorjaar verscheen nummer 113 van het literair tijdschrift Revolver. Dat was volledig gewijd aan de beginjaren van Hugo Claus. Men kan er o.a. een selectie lezen van de brieven die Claus schreef aan Raveel tijdens de periode 1948-1951. Daarin komt ook Antoon (Tone voor de vrienden) een aantal keren ter sprake. Claus schreef zelfs een zot gedichtje voor Tone, getiteld Een Gedicht Voor De Bijna Gehuwde Directeur Van De Deinze'se Stadstekenacademie. Even verderop lezen we in een andere brief van Claus dat Tone zich enigszins had geërgerd aan het gedicht omdat de inhoud in feite op iedereen van toepassing had kunnen zijn.
Sinds zijn overlijden op 10 december 2001 is het voor de familie en de naaste vrienden geen gemakkelijke taak geweest om de nalatenschap deskundig te vrijwaren. Er is weliswaar een stichting die tot doel heeft het werk van Antoon De Clerck te promoten, maar de middelen en de mogelijkheden liggen niet zomaar voor het rapen om die wens blijvend te realiseren. We moeten het dan ook hebben van initiatieven zoals vanavond. Het is daarbij prettig om vaststellen dat een kleine tentoonstelling zoals deze rondom het thema inzicht/uitzicht mogelijk bleek in het museum van zijn geboortestad. We danken dan ook het stadsbestuur van Deinze, vertegenwoordigd door het college van burgemeester, schepenen en gemeenteraadsleden, alsook waarnemend conservator Frederik Van Laere en zijn ploeg voor de goede ontvangst hier in dit Museum van Deinze en de Leiestreek.
Uiteraard kunnen nog andere initiatieven genomen worden, maar die zullen niet altijd zonder de nodige financiële steun kunnen verwezenlijkt worden.
Ik droom bv. van een boek vol herinneringen van mensen die Antoon hebben gekend. Anekdotes, pittige verhalen, petites histoires... afgewisseld met foto's, schetsen, voorstudies van schilderijen... enz. Als leraar heeft Antoon immers heel wat leerlingen gehad. Zijn bijnaam was overigens Pietje Potlood. Eén van die leerlingen is o.a. Jan Van Oost die momenteel tentoonstelt in het Museum Dhondt-Dhaenens te Deurle. Maar het hoeven uiteraard niet allemaal kunstzinnige verhalen te zijn. Ach hoeveel keer heeft Antoon me niet verteld dat in het luchtruim van Aalter de vluchten Zaventem-Londen en Amsterdam-Parijs elkaar kruisen. We konden dat zien aan de wattige strepen tegen de koningsblauwe hemel. En hij voegde er telkens aan toe: "En hoeveel belangrijke mensen zitten er niet in die vliegtuigen!"
Ik droom van een documentaire kortfilm. Het plan rijpt, het scenario zit grotendeels in mijn hoofd, maar moet nog geschreven worden. Vervolgens moet er nog gefilmd. Gelukkig kan ik, voor wat het filmen betreft, beroep doen op een vriend die vanavond al de eerste beelden schiet.
Ik droom van een publicatie met de notities van Antoon, maar wij zullen uiteraard rekening houden met zijn laatste wens.
Ik droom van een grote retrospectieve in een museum dat architectonisch wat te bieden heeft, overstroomt van gedempt licht, woekert met ruimte en speelt met diverse witte volumes.
Ik ben in ieder geval de mening toegedaan dat de schilderkunst van Antoon De Clerck niet mag verborgen blijven, maar dat de goede gelegenheden te baat moeten worden genomen om zijn werk aan het publiek te tonen. Ik ben er ook van overtuigd dat hij fier zou zijn geweest om hier in zijn geboortedorp te mogen tentoonstellen.
Ik dank u voor uw geduld en luisterbereidheid.
ANTOON DE CLERCK: EEN PLEIDOOI VOOR VISUELE HYGIENE
een artikel van Jaak Fontier
________________________________________________________________________________
Antoon De Clerck (Deinze, 1923 - Aalter, 2001) behoort tot de generatie kunstenaars die, geboren in de eerste helft van de jaren twintig, Gent tot een belangrijk artistiek centrum heeft gemaakt. De tijdgenoten Marcel Maeyer (1920), Roger Raveel (1921), Amédée Cortier (1921-1976), Carmen Dionyse (1921), Octave Landuyt (1922), Fons De Vogelaere (1922-1998), Pierre Vlerick (1923) werden niet alleen in Gent geboren, maar ofwel studeerden zij in deze stad, vestigden zij er zich, of oriënteerden zij zich als jonge kunstenaar of tijdens de cruciale momenten van hun loopbaan op het artistieke leven van de Oost-Vlaamse hoofdstad.
Antoon De Clerck studeerde achtereenvolgens aan de Academie van zijn geboortestad Deinze (1932-1937) en aan de Gentse Academie (1937-1943), waar hij les kreeg van Jos Verdegem. Jaren later volgde hij nog cursussen aan het Nationaal Hoger Instituut Ter Kameren in Brussel (1960-1963).
Tijdens het eerste naoorlogse lustrum (1945-1949) volgde de jonge schilder met aandacht de ontwikkeling, waarin de leden van de Jeune Peinture Belge een toonaangevende rol speelden. Voor hem was het jaar 1947 van bijzonder betekenis, omdat hij toen een tijdlang op een kleine hoeve in Sint-Martens-Leerne samenwoonde met de nauwelijks achttienjarige Hugo Claus. De auteur van De Metsiers schreef, zijn oudere vriend schilderde. Het was De Clerck die de dichter in contact bracht met Roger Raveel, zijn vriend en medestudent aan de Gentse Academie.
Een zware ziekte onderbrak de loopbaan van Antoon De Clerck voor jaren. Maar zijn geestelijke ontwikkeling ging door, want hij bleef van dichtbij de artistieke evolutie volgen. In 1965 kon hij zijn werkzaamheden als typografisch ontwerpen en schilder hervatten. Toen in 1966-1967 de keldergangen van het kasteel in Beervelde door Raveel, Elias, De Keyser en Lucassen werden beschilderd, was De Clerck de geïnteresseerde waarnemer die vorm gaf aan de catalogus over het project (1968). Gestimuleerd door de beweging van De Nieuwe Visie kwam zijn creatieve drang volledig op gang in 1967-1968.
Voor een grotere communicatie
In 1969, drie jaar na het project in het kasteel van Beervelde, zette dezelfde groep van schilders, aangevuld met Antoon De Clerck en de dichter Roland Jooris, een initiatief op het getouw in de Dulcia-breigoedfabriek in Zottegem. Dit Dulcia-project betekende de eerste poging in Vlaanderen om kunst te integreren binnen de context van de industrie. Elk van de participerende kunstenaars benaderde de problematiek op zijn manier in het raam van een aantal groepsrealisaties. Ook da arbeiders betrokken de organisatoren bij het project; via een enquête peilde men naar hun voorkeuren op de gebieden kleur en onderwerp. De resultaten van deze bevraging verwerkten de kunstenaars in een gemeenschappelijk schilderij, waarin met de voorkeuren rekening werd gehouden.
In 1970 nam Antoon De Clerck een vergelijkbaar initiatief. Met de tentoonstelling Kunst-School-Omgeving bracht hij in Deinze het kunstwerk via een onderwijsinrichting in een ruimer maatschappelijk verband.
Het streven naar grotere communicatie, de wens de kunst in de gemeenschap te integreren kon in die jaren ook in de literatuur worden onderkend. De rol van de tijdschriften Kreatief, Yang, Ruimten en Revolver dient hier onderstreept. Bijzonder belangrijk was eveneens dat die bladen zowel aandacht besteedden aan de beeldende kunst als aan de literatuur. Zoals de kunstenaars met de vermelde projecten de enge grenzen van de kunstreceptie doorbraken, zo deden de schrijvers en dichters van de nieuw-realistische richting die met poëziemarkten, ludieke met poëzie gekruide straatmanifestaties, muurkrantjes, gedichten gedrukt op strooibiljetten, bierviltjes of in flessen opgesloten. Deze 'consumptie'-bevorderende activiteiten gingen samen met poëticale opvattingen in verband met grotere toegankelijkheid door een nauwer bij de werkelijkheid aansluitende thematiek en een directer, communicatiever taalgebruik. Bij die evolutie sloot het verschijnsel hyperrealisme in de beeldende kunst logisch aan.
Het hyperrealisme
Na de overheersing van de abstracte en de niet-figuratieve kunstrichtingen kunnen het nouveau réalisme en de pop art geïnterpreteerd worden als uitingen van een reactie. Zij gaven uitdrukking aan de behoefte het werkelijkheidsgehalte van de beelding weer op te voeren en de kunst tevens in de ruimere geestelijke, economische en sociale context te situeren.
Omstreeks 1970 ging een aantal kunstenaars nog een stap verder en gebeurde er wat men sinds driekwart eeuw voor onmogelijk had gehouden: de herleving van een sterk realistische, op mimesis gerichte schilderkunst. In verscheidene landen tekende de richting zich duidelijk af; op Documenta 5 in Kassel (1972) maakten de Amerikanen met hun realistische en fotografische zienswijze grote ophef.
Om het verschijnsel, gekenmerkt door een visie van en op onze tijd en wereld, te onderscheiden van het negentiende-eeuwse realisme, bedacht de kunstkritiek de term hyperrealisme. Het versterkende 'hyper' slaat vooreerst op de veelvuldig aangewende techniek van de vergroting, waardoor het lijkt alsof de actuele wereld met een loep bekeken wordt. Benevens door de vergroting, die de figuratieve beelding een sterke aanwezigheid en suggestieve kracht verleent, wordt het hyperrealisme nog gekenmerkt door zijn uitgesproken objectiviteitszin. De schilder gaat uit van een koele, nuchtere, objectieve observatie.
De kunstenaar fungeert dermate als 'fotografisch oog', dat elke expressie of gevoelsgeladenheid achterwege blijft. Voor hem, de nauwkeurige waarnemer en zorgvuldige registrator, heeft alles evenveel waarde. De hiërarchie ten opzichte van de dingen, die door de conventies in stand wordt gehouden, vervalt. Elk object, ieder voorwerp, elk verschijnsel is boeiend, vraagt de aandacht, is het reproduceren waard. Al wat om ons heen te zien is, loont de moeite, ook dat wat we als gevolg van verstarde denkgewoonten beschouwen als gewoon, banaal, alledaags, gemeen, minderwaardig, vulgair, triviaal. Verbloeming en verfraaiing zijn voor de hyperrealist uit den boze. Hij streeft na: correcte weergave, precisie, nauwkeurigheid met inbegrip van details en onvolkomenheden.
Bij sommige kunstenaars gaat grote aandacht uit naar het spel van licht en schaduw, de weergave van de materie, de structuur van de dingen, de krassen en vlekken, de sporen van roest en slijtage, de tekens van ouderdom en aftakeling.
De hyperrealistische visie leidde tot een herwaardering van het schilderkunstige metier. Om licht- en schaduweffecten, ruimte, perspectief, het werkelijke en gedetailleerde uitzicht van de dingen met sterke overtuigingskracht weer te geven, is technische vaardigheid vereist. Zo deed zich het merkwaardige feit voor, dat eeuwenoude - en wel eens achterhaald genoemde - picturale problemen, vormproblemen en werkwijzen meteen weer actueel waren geworden.
Dat de nieuwe richting aan een aantal kunstenaars in ons land impulsen had gegeven, bleek in 1973, toen in het Museum voor Schone Kunsten in Gent de tentoonstelling "Hyperrealisme in België" plaatsvond. Het overzicht bestond uit werk van zeven schilders: Antoon De Clerck, Guy Degobert, Pierre Lahaut, Marcel Maeyer, Roger Nellens, Mas Selen, Roger Wittevrongel.
Het ensemble illustreerde treffend hoe ook een uitgesproken drang naar objectieve realiteitsweergave in de kunstpraktijk ruimte laat voor sterk uiteenlopende opvattingen, persoonlijke keuzes en variaties in de formele en compositorische oplossingen.
Visuele hygiëne
De schilder van De Nieuwe Visie - Raveel, De Keyser, Elias, Willaert - waren om voor de hand liggende redenen niet opgenomen in de expositie 'Hyperrealisme in België". In tegenstelling tot de hyperrealisten en de fotorealisten streefden zij naar een synthese van de objectiviteit en de subjectiviteit, terwijl, logisch gevolg van dit oogmerk, hun werkwijze en stijl veeleer en globale dan een gedetailleerde weergave beoogden.
Op dit ogenblik leunde het werk van Antoon De Clerck zowel aan bij de opvattingen van De Nieuwe Visie als bij bepaalde formele aspecten van het hyperrealisme. In een aantal composities herkennen we duidelijk de voorkeur voor de thema's van het landelijke leven, het Vlaamse dorp en de confrontatie van de moderne wereld en techniek met de natuur en de rurale sfeer. Aan de andere kant stellen we een verband vast met de minutieuze en natuurgetrouwe werkwijze van de hyperrealisten. Door een geslaagde verbinding van die elementen creëerde Antoon De Clerck een persoonlijk oeuvre binnen de beschreven vernieuwende tendensen.
We gaan dieper in op zijn bedoelingen, die hij zelf omschreef als 'de schepping van een visueel hygiënisch leefklimaat'. Zijn werken sluiten aan bij bekende elementen uit onze onmiddellijke omgeving, maar de schilder benadert die met eigentijdse inzichten en een andere mentaliteit. In een duidelijke, eenvoudige en krachtige picturale taal met een uitgesproken grafisch karakter roept hij een zakelijke, voor iedereen herkenbare realiteit op: het interieur van een auto, een bumper, een instrumentenbord, een betonmolen, een autoband, een graansilo, een zolderraampje, een brugleuning. De Clercks visie beperkt zich evenwel niet tot de uitdrukkelijke weergave van de dingen. Telkens confronteert hij die scherp waargenomen en met technische perfectie weergegeven objecten met een landschap, zodat een krachtige ruimtelijke suggestie ontstaat. Heel terecht zei de kunstenaar dat hij een ruimte wilde verhelderen door een algemeen menselijke taal in beeld en woord, en dat hij vooral wilde visualiseren wat door scherpe perceptie van de omgeving is waar te nemen.
Die confrontatie tussen de technische en de landschappelijke elementen was voor de kunstenaar iets vanzelfsprekends. Het door de mens vervaardigde object en het natuurlijke van een landschap behoren allebei tot onze wereld, versmelten telkens opnieuw tot één visueel beeld, oefenen bestendig wisselwerking op elkaar uit. De schilderijen van De Clerck uit de jaren zeventig geven aan die visie uiting en maken ons bewust van een heel speciale 'poëzie van het eigentijdse'.
Niet over zijn eigen kleine subjectieve ik wenste Antoon De Clerck schilderend te spreken, maar over het uitzicht en het wezen van de dingen en de relaties tussen object en omgeving, ding en landschap, techniek en natuur.
Een heldere beeldtaal
De schilder drukte zijn visie uit in een heldere en overzichtelijke beeld- en kleurentaal, die voor iedereen toegankelijk, voor allen leesbaar en begrijpelijk is. Uitgaande van een bijzonder intense waarneming van de meest alledaagse dingen drijft de kunstenaar hun aanwezigheid op dankzij de picturale middelen vorm, kleur en lijn. De weergave van een asbakje, een raampje, een autoband, een slotje, een krukje, een slang of een stang is ongewoon precies en krachtig, dankzij de eliminatie van de details. De sterk grafische werkwijze en het gebruik van het strenge en scherp aangewende zwart spelen een belangrijke rol bij het verhogen van de visuele zeggingskracht. De tegenstelling techniek-natuur beantwoordt in vele schilderijen aan een contrast in de uitwerking: grafisch en zwart tegenover picturaal en in kleur.
De zin voor precisie, netheid, nauwkeurige afwerking, kortom voor het vakmanschap, sluit aan bij de opvatting van Antoon De Clerck dat hij geen artiest is, scheppend voor een elite, maar een kunstarbeider die zich met zijn poëzie van het eigentijdse tot allen wil richten. De kunstenaar voelde een positieve ingesteldheid tegenover de dingen en de buitenwereld, wenste een prettige omgeving voor zijn medemensen te creëren. Het is duidelijk dat hij zich mentaal dicht voelde staan bij kunstenaars als Vermeer, Léger, Matisse, Brusselmans en Gust De Smet.
Highlights
Onder de titel 'Highlights in de schilderkunst van de 20ste eeuw' exposeerde de schilder een reeks monumentale schilderijen in het PMMK in Oostende (14.05 - 05.10.1977). De serie roept de integratie op van bekende kunstwerken van moderne meesters binnen een imaginaire museale context. Het fictieve museum dat de kunstenaar toont, is een fascinerende architecturale conceptie door zijn toepassing van de doorkijk. Deuren, vensters, gangen en zaalovergangen creëren ruimten en perspectieven. De herkenbaarheid en de concrete tastbare aanwezigheid van de bekende, vele malen gereproduceerde werken van Matisse, Mondriaan, Klee, Léger, Miro, Picasso, Kandinsky, Rothko, Wesselmann, Kelly e.a. worden geconfronteerd met sterk geabstraheerde architectonische composities en fascineren licht, dat wel overgangen moduleert, maar niet vanuit één bron de voorstelling verheldert. Deze nieuwe realiteit is door de schilder minutieus samengesteld, ingenieus gecomponeerd en resulteert in een irreële sfeer. De ruimte en het licht, de lichtbanen die de zalen verbinden, de wanden die dragen, de muren die diepte scheppen, de doorgangen die omlijsten, de banden die afsnijden, de werking van de schaduwen, het is alles resultaat van vindingrijkheid, van scherpzinningheid voor compositie en vlakverdeling, van subtiele aanvoeling van kleur- en vormwaarden. Hier is kunst ordening maar in niet mindere mate beheerste verbeelding, in de hand gehouden sensibiliteit en door inzicht geleid technisch meesterschap.
De meesterwerken uit de 20ste eeuw vormen de heldere, levendig en kleurrijke vlakken in de doeken en meteen contrasten met de sobere, lichtgestreken, transparante, in witten, grijzen, zacht blauwen, olijf- en ombertonen opgebouwde architectonische constructies. De concrete echtheid van de picturale 'Highlights' is aldus telkens gepresenteerd in een omgeving van vormelijke fictie, in van licht doortrilde imaginaire ruimten.
Omtrent Verkavelingen
Op het eind van het jaar 1999 exposeerde Antoon De Clerck een reeks schilderijen onder de titel 'Omtrent Verkavelingen' (Kunsttrefpunt ID + Art Center Hamme). Kijk uit het raam en je ziet een hele wereld. In niet mindere mate dan Roger Raveel en Raoul De Keyser was Antoon De Clerck ervan overtuigd, dat van de waarneming van de omgeving sterke impulsen uitgingen. Toen hij in de Molenstraat in Aalter zijn woning liet bouwen, was het huis omringd door een oase van groen en rust. Geleidelijk tastte de privé-verkaveling de stille oase aan en nu staan de huizen er dicht tegen elkaar, in de zo typische ordeloosheid en stijlloosheid van wat de 'Belgische stedenbouwonkunde' kan worden genoemd. Eerst een doorn in het oog van de schilder, legde hij zich bij de resultaten van de overmacht neer, keek nader toe en ontdekte een thema: de weergave van de huizen en daken, de perspectieven en het verloop van de lijnen, de wisselwerking van de stukjes natuur met de gebouwen. Er ontstonden 22 schilderijen, waarin de waarneming sterk werd uitgezuiverd en de beelding de abstractie naderde.
Deze puur picturale omzettingen steunen op een breed gamma van transposities: de doorgedreven abstrahering van daken en muren tot vlakken, de accentuering van de contouren, de perspectivische beklemtoning door de verzwaarde zwarte lijnen, de verbinding op één vlak van leegte en kleur, de schematische, met lossere toets geschilderde struiken, bomen, tuinfragmenten en landschappelijke achtergronden.
De samenwerking van al deze formele middelen resulteert in een verhoogde intensiteit van de ruimte- en de lichtwerking, in een stevigheid van compositie en structuur, waardoor de buitenwereld als dusdanig vervangen is door het autonoom geldende kunstwerk, dat gekenmerkt is door sereniteit, evenwicht, harmonie, rust, onaantastbare zekerheid. Die distantie, dit totale anders-zijn van het kunstwerk dan wat de wereld is en toont, is bij Antoon De Clerck niet voortgevloeid uit een lijdzame aanvaarding van de werkelijkheid. We kunnen zijn creaties net zo goed interpreteren als stille protesten tegen de verloedering én van het landschap én van het beeld, tweevoudige verloedering die blijkbaar door niets te stuiten is.
TOESPRAAK VAN FONS SCHIPPERS BIJ DE OPENIN?G VAN DE TENTOONSTELLING
ANTOON DE CLERCK (1923-2001): Een soort werkelijkheid
Tentoonstelling in de bibliotheek van Harelbeke
Vernissage 15/02/2004
__________________________________________________________________________________
Met de organisatie van deze tentoonstelling "Een soort werkelijkheid" die te gast mag zijn in deze prachtige maar niet minder actieve bibliotheek van Harelbeke, willen de familie, de naaste vrienden en de vele sympathisanten nogmaals hun blijvende erkentelijkheid tonen voor de belangrijke artistieke en geestelijke erfenis, die Antoon De Clerck ons naliet.
Het is reeds twee jaar geleden dat we zo plots van Antoon moesten afscheid nemen, maar toch is er nog die levendige herinnering aan zijn wijze woorden of aan zijn immer milde kritiek ten opzichte van andere kunstenaars... Wij voelen nog steeds zijn begeestering voor de kunst, begeestering die hij zo goed op zijn omgeving wist over te brengen... En vooral, er blijft zijn schitterend oeuvre, dat ons tot op vandaag nog regelmatig tot dagelijks onder de ogen komt... dat alles maakt dat Antoon De Clerck sindsdien eigenlijk nog nooit écht afwezig is geweest!
Zoals we in het totaaloeuvre van elk bezield kunstenaar een artistieke evolutie kunnen waarnemen, geldt dit vooral voor Antoon De Clerck.
Na de jeugdwerkjes waarin reeds het gedetailleerd kijken opvalt, volgt zijn leerling- en adolescentieperiode met de waarneembare invloed van een zwaargewicht zoals Jos Verdegem. Kort nadien echter zou hij, omwille van zo'n duizend en één redenen van praktische en sociale aard, een creatieve sabbatperiode inbouwen (hij was ondertussen ook voor kortere tijd Directeur van de akademie van Deinze). Nadien zou hij dan weer een hechte aansluiting zoeken en vinden bij de collega's van weleer.
Het zal dan vooral zijn jeugdvriend Roger Raveel worden, met wie hij zijn artistieke zoektocht voor een belangrijk deel zal verder zetten. Uit die tijd ressorteren de werken die een trendy binding hebben met de Amerikaanse pop art.
Ondertussen had Roger Raveel ook al in belangrijke mate geëxperimenteerd, en zou deze laatste ook een nieuwe stijl op gang brengen, namelijk "De Nieuwe Visie". Deze nieuwe inheemse artistieke trend werd door Antoon De Clerck als zijn volgende creatieve optie enthousiast gevolgd.
Vanaf de jaren zeventig zal Antoon een eigen en meer persoonlijke richting uitgaan, namelijk een soort van "gemengd" hyperrealisme, waarbij de restanten vanuit de pop art worden opgehoogd met hoogstandjes van een algemeen heersend hyperrealisme. Wat later zullen die popartelementen langzaam verdwijnen, om dan plaats te maken voor andere plastische en iconografische oplossingen om begrippen als tijd en ruimte, waarmee hij sindsdien filosofisch bezig is, te kunnen suggereren...
Dit leidt tot een soort van persoonlijk "verlicht hyperrealisme" waarmee Antoon De Clerck zich duidelijk positief onderscheidde van een toen heersend bijna universeel fotorealisme... Het wordt een geleidelijke ommezwaai naar een opvallende vergeestelijking van het oeuvre... Frans Boenders beschouwt deze fase dan ook terecht als de eigenlijke artistieke doorbraak binnen de lange carrière van kunstenaar Antoon De Clerck... en daarom ook, zijn wij vandaag zo bijzonder verheugd en fier, dat wij de meest representatieve werken uit die periode aan u kunnen voorstellen!
Het ontstaan van de schilderijen die we vandaag hier rondom ons zien, situeert zich dus in de jaren zeventig. Dit is een periode waarin het traditionele schilderen meer en meer stiefvaderlijk wordt bekeken. De kunstdirectieven komen dan vooral vanuit de conceptuele hoek, maar Antoon blijft echter gebeten door de kwaliteit die kunst tot universeel overleven maakt. Hij zoekt eigenzinnig verder naar een persoonlijke artistieke uitdrukking, wars van elke overdreven of gemanipuleerde trendsetting... Hij komt tot die rustige werken, waarin hij steeds de herkenbare iconografie van zijn tijd blijft hanteren. Via zijn fascinatie voor de kosmos, herleidt hij de realistisch geschilderde omgeving en meteen ook het menselijke bestaan, tot stip in die onmetelijke ruimte. We maken kennis met het wit van het originele doek, of minstens toch met de opvallend heldere tinten van zijn palet...
Dit is voor de kunstenaar een poort, een sluis tot oneindig uitdeinen van zijn en onze gedachten... Zo laat Antoon De Clerck de bewogen toeschouwer wegzinken in de lege of witte partijen van het doek, dit is verzeilen in de totale abstractie, wat voor de kunstenaar een probaat plastisch middel is om de aanwezigheid van het metafysische in een materieel schilderij te suggereren... Vanaf die aanzet is er een zoektocht naar de creatie van een voor de kunstenaar "ultiem schilderij", waarbij Antoon zich meer en meer toont als een intellectualiserend en minder als een lyrisch kunstenaar. Vanaf nu beschikt zijn oeuvre over een frisheid (Roland Jooris noemde het ooit een Visuele Hygiëne) die via een gespiritualiseerd realisme de intense aanwezigheid van vooral geestelijke waarden mogelijk maakt.
Geleidelijk belanden we in een volgende artistieke periode, waaruit de beste werken verzameld en getoond werden in de vorige prachtige tentoonstelling, gehouden in het Museum van Deinze en de Leiestreek (december 2002). In deze laatste periode, en dat vertel ik u tóch maar in verband met de volledigheid, zien we de geleidelijke uitpuring van de iconografische bezetting van zijn doeken. Het begint met de weglating van elke anekdotiek, nadien de zeer zuinige inbreng van personen, het wegvallen van elke referentie naar een bepaald moment... Dit leidt dan tot de poëtische reeks "Omtrent Verkavelingen" en tot zijn laatste imponerend epos "Hommage aan Luis Barragan", eveneens een kunstenaar-architect, eveneens iemand die beroerd wordt door alle facetten van kleur en licht, van ruimte en tijd... Eveneens iemand, die steeds op zoek is naar de "bewogen" stilte!
Tot slot Heer Schepen en mensen van de organisatie, waar Jan Van Herreweghe weer eens het voortouw nam, wil ik u in naam van de familie en de vrienden danken voor het mooie initiatief, waarbij via dit soort van manifestaties de burgers in de gelegenheid worden gesteld, om in een ongedwongen sfeer kennis te maken met kunst van hoog niveau.
Beroepshalve ben ik verantwoordelijk voor de introductie van kunst en cultuur in een groot bedrijf, en aldus weet ik dat de aandacht voor hogere waarden vaak stiefmoederlijk wordt weggekanaliseerd... de initiatiefnemers hier, die duidelijk tegen deze stroming invaren, beseffen terdege dat elk volk, elke gemeenschap en zowaar elk individu slechts zijn materieel leven overleeft via zijn kunst en zijn cultuur... Een treffend voorbeeld is kunstschilder Antoon De Clerck!
Fons Schippers